Soms zou je het het liefst van de daken willen schreeuwen. Wat een bijzonder interessant, goed geschreven en uitstekend gedocumenteerd boek is het nieuwste boek van Ewoud Sanders. Een prachtig vormgegeven (gebonden uitgave) met veel beeldmateriaal, eigenlijk ontbreekt alleen een leeslint nog. ‘Van appeljood tot zuurjood. Veertig portretten van Joodse Straatventers.’ En dankzij veel sponsoren voor nog geen dertig euro, geen geld voor zo’n mooi boek!
Ewoud Sanders (1958) promoveerde op een onderzoek naar jeugdverhalen over jodenbekering. In 2022 verscheen het indrukwekkende boek ‘Met de paplepel, beeldvorming over joden in Nederlandstalige jeugdverhalen, 1782-heden.’ Gebaseerd op zijn promotieonderzoek. Vorig jaar schreef hij een pocket over ‘Het n-woord. De geschiedenis van een beladen begrip’. Hij won hiervoor de Taalboekenprijs.
In zijn nieuwste boek laat hij zien hoeveel woorden er bestaan met het begrip ‘jood’ daarin, om aan te geven waarin deze joden handelden. Maar liefst veertig portretten, waarbij bepaalde ‘beroepen’ soms samen genomen worden. Het boek opent met een mooi citaat van Veronica Hubert uit ‘De Amsterdamse venters’ uit 1940: ‘‘Al deze lieden met hun verschillende waren en hun vaste roep behoren tot de vertrouwde figuren van elk Amsterdams stadsdeel. Ze zijn ons allen bekend en we weten, dat ze hun waar op de meest vrijmoedige en luidruchtige manier aan de man trachten te brengen, waarbij ze ons vaak ergeren door hun opdringerigheid. Maar weinig weten we van hun leven, hun moeilijkheden, hun strijd om het bestaan.’
Ewoud Sanders wil de joodse handelaars waarover zo weinig bekend is een eigen gezicht geven. ‘Uitgangspunt daarbij zijn de volksnamen voor joodse straatventers. Inmiddels ervaren wij woorden als ‘klerenjood’ en ‘voddenjood’ als beledigend, als politiek incorrecte woorden (…) Lang hadden ze voor de meeste mensen een neutrale gevoelswaarde. Joden gebruikten ze zelf. Je vindt ze in gedichten, romans, liedjes, toneelstukken, parlementaire verslagen, krantenberichten en zo verder. ‘
Na een gedegen inleiding, volgen de veertig portretten. Hij begint met de ‘klerenjood’ want dat is toch wel het meest bekende beroep, en in dat hoofdstuk kan hij al veel kwijt waar hij dan later naar kan verwijzen. Joden mochten geen lid van de gilde worden, terwijl ze wel handelden in dezelfde producten en dus ook vaak als concurrentie gezien werden. ‘Het gevolg was dat joodse handelaars in allerlei decreten, plakkaten en reglementen beperkingen kregen opgelegd.’ Deze werden overigens heel vaak niet opgevolgd.
En dan volgen de andere negenendertig portretten. ‘Het Nederlands telt ongeveer tachtig samenstellingen met -jood in de betekenis ‘venter’, ‘handelaar’ of ‘opkoper’. Ik beperk me hier tot de veertig volksnamen die in de loop der tijd het vaakst zijn gebruikt.’ Over de ‘antiekjood’, de ‘voddejood’, de ‘tandenjood’, de ‘perenjood’, de ‘hoedenjood’ en nog veel meer. Uitgangspunt is steeds de handel van de jood, en de auteur weet dan via een zoektocht in digitale bronnen zoals Delpher en de DBNL enorm veel informatie naar boven te halen. Hij weet aan te geven wanneer een begrip voor het eerst gebruikt werd en in welke context. Het lukt hem de joodse handelaren tot leven te brengen door te laten zien hoe zij in bepaalde bronnen, zoals kranten en literair werk waaronder toneelstukken en kluchten, naar voren komen. Dat resulteert in heel levendige beschrijvingen, die allereerst een heel goed beeld van de joodse handelaren geven, maar ook van hoe er door andere mensen en de overheid tegen hen aangekeken werd. Sanders schrijft zo beeldend, dat je je echt een toeschouwer voelt.
Veel woorden die naar voren komen zouden nu natuurlijk niet meer kunnen, maar er was destijds ook wel commentaar op woorden als ‘Voddenjood’, maar ze bestonden gewoon. Voor veel Nederlandse joden was de straathandel, bijvoorbeeld die in vodden, lang de enige bron van inkomsten. ‘Ook in joodse bronnen kregen dergelijke kramers en venters etiketten opgeplakt als brillenjood, klerenjood en sinaasappeljood’.
In het boek verwijst Ewoud Sanders ook heel vaak naar boeken/prenten die voor kinderen bedoeld waren en hij citeert hieruit regelmatig. Kinderen werden gewaarschuwd voor joodse handelaren, maar er zijn ook voorbeelden waarbij de kinderen een jood treiteren en aan het slot komt dan de moraal dat het gewoon mensen zijn, net als wij. Ik heb genoten van de uitgebreide citaten uit drukwerk bedoeld voor kinderen. En het vele beeldmateriaal dat gepresenteerd wordt.
Ewoud Sanders is zeker dé kenner wat betreft de joden als handelaren. In 2014 verscheen al een boekje van hem over ‘De handel en wandel van de boekenjood. Over vermaarde, vergeten en fictieve straatboekhandelaren’ en uiteraard krijgt de ‘boekenjood’ ook in zijn nieuwste boek een belangrijke plaats. In 2018 schreef hij het nieuwjaarsgeschenk voor de SGKJ: ‘Joden in Nederlandse jeugdverhalen.’ In zijn dankwoord komen ook veel vrienden van de SGKJ voor, waaruit weer eens blijkt hoe bij deze organisatie vrienden elkaar steeds helpen bij onderzoek naar oude kinderboeken.
[‘Van appeljood tot zuurjood. Veertig portretten van Joodse straatventers.’ – Ewoud Sanders. Uitg. Walburg pers, 2024 – 320 pagina’s]