Uitgeverij Ploegsma vroeg in 1942 aan Johanna Kuiper om een bijbel te schrijven die ook bruikbaar zou zijn in gezinnen waarin de bijbel niet zo’n grote rol speelt vanuit het geloof. Zij accepteert de opdracht, maar voor haar ‘Bijbel voor de jeugd’ verschijnt gaat er veel correspondentie aan vooraf, vooral met Han Brinkman van uitgeverij Ploegsma.
Uitgeverij Ploegsma had al eerder haar gevraagd ‘voor een uitgave waarin allerlei verhalen voor elk seizoen samen een jaarkalender konden vormen.’ Voor Johanna een mooie afleiding in de jaren van oorlogsdreiging. Het boek ‘De Jaargetijden’ bevat een vijftal verhalen voor iedere maand. Heiligenlegendes, Scandinavische volksverhalen, Russische vertellingen en 'eigen verhaalstof', een boek met een grote diversiteit.
Han Brinkman ‘was op zoek naar jonge talentvolle auteurs’ en vraagt Johanna voor een historisch jeugdboek over de tachtigjarige oorlog. Het boek krijgt de titel ‘De zangers van de prins’, en de uitgever vraagt haar ‘niet te godsdienstig’ te worden, want het boek moet voor iedereen aanvaardbaar zijn. Het boek verschijnt in 1941, met illustraties van A. van Breda. Het verhaal krijgt in die tijd een extra lading: ‘Men kon de Spaanse bezetter nu voor die andere indringer invullen en de liedzangers van de Prins als strijders voor vrede en vrijheid.’
In september 1942 krijgt Johanna een brief van Han Brinkman die graag, samen met zijn vrouw in Etersheim wil langskomen ‘om iets belangrijks te bespreken.’ Het echtpaar wordt ontvangen, nadat Johanna tegen de onderduikers heeft gezegd zich heel stil te houden. Johanna is natuurlijk nieuwsgierig naar wat Han Brinkman heeft te vertellen. ‘Ik wil graag verder met jou, want jij hebt meer in je mars dan kinderboekjes. Ik heb nu een grote vraag: zou jij een kinderbijbel willen schrijven?’ Wat Brinkman niet vertelde is dat Johanna eigenlijk ‘tweede keus’ was. Hij had eerst kinderboekenschrijfster Mien Labberton gevraagd, maar zij ‘vond de combinatie bijbel en kinderen onmogelijk.’ Het echtpaar Brinkman vertrok die 25ste september met de toezegging van Johanna.
Er volgt dan al snel een ontmoeting van Johanna met de vrijzinnige dominee Han van Ruitenberg uit Franeker. Begin december komen ze bij elkaar op het kantoor van uitgeverij Ploegsma op de Spiegelgracht. Daar wordt de opzet van de kinderbijbel ‘vastgesteld en beklonken’. En dan begint voor Johanna ‘het begin van een enorm schrijfproject.’ In 1943 begint Johanna met wat zij noemt ‘kinderbijbelen’, een spirituele ontdekkingstocht. ‘…al schrijvend merkte ze snel dat de opdracht voor kinderen van negen à tien jaar te schrijven, zoals Brinkman dat wenste, niet goed lukte.’
Begin juli wordt een inval gedaan in de pastorie in Etersheim en iedereen wordt afgevoerd. Johanna is dan niet aanwezig en zij moet elders onderdak zoeken. Ze gaat naar Han en Frieda Brinkman en, niet zonder gevaar voor hen, stellen zij hun huis in de J.M. Coenenstraat gastvrij ter beschikking. Na enkele weken vindt Johanna een voorlopig onderkomen aan de Prinsengracht op nummer 1093. Daar werk zij aan een tafeltje ‘stug door aan de Bijbelverhalen en vond ze Han Brinkman een zeurpiet als hij weer langskwam om te informeren of ze al opschoot.’ Ze vraagt zich af of onder de dramatische ontwikkelingen in de wereld, en zeker in haar gezin, je nog wel aan een kinderbijbel kon werken. Brinkman heeft er alle begrip voor, en maar hij is blij dat de auteur met ‘sneltreinvaart’ aan de slag is gegaan. Hij vraagt Han van Ruitenberg zijn theologische revisiebril op te zetten, want ‘er zal nog veel aan het manuscript te arbeiden zijn, het slechte tikken en de vele taalfouten, maar het kan een dankbaar object worden’.
Johanna werkt gestaag door, ook al vraagt het leven veel van haar tijd. Brinkman en Ruitenberg zijn verrast, zeker door de ‘levendigheid van de vertelling. Het vraagt allemaal nog wel heel erg veel correcties, maar ze zijn onder de indruk hoe Johanna ‘de vaak klassieke, moeilijk leesbare oudtestamentische Bijbeltaal (…)omzet in levende spirituele verhalen’. Als er op de Prinsengracht een inval van de Duitsers heeft plaatsgevonden nemen de overvallers van alles mee, ook ‘een deel van het manuscript het Oude Testament’. Gelukkig blijkt het achteraf slecht om enkele pagina’s te gaan. Johanna krijgt via Han Brinkman de op- en aanmerkingen van Ruitenberg door, die zij verwerkt. Han Brinkman gaat dan ‘mogelijkheden onderzoeken om alvast reclame te maken voor die komende kinderbijbel’. Hij kan dan ook al melden dat W.G. van der Hulst jr. de illustraties zal maken. Samenwerking met het NBG (Nederlands Bijbelgenootschap’ mislukt, want zij vinden dat er voldoende kinderbijbels voor handen zijn, waarmee zij verwijzen naar die Anne de Vries en W.G. van der Hulst. Voor Brinkman een tegenvaller, want hij had gehoopt op financiële ondersteuning. Ook Ruitenberg probeert financiële ondersteuning te vinden ‘om direct na de oorlog met een bijbel uit te komen die op grote schaal in Nederland verspreid zou moeten worden.’
Johanna werkt na de bevrijding gedreven verder en is bij het nieuwe Testament aanbeland. Han Brinkman vraagt Ruitenberg om het ‘achterstallig correctiewerk weer op te pakken, ook al heeft hij enorm veel ander werk te verzetten (de hervormde Synode heeft hem benoemd tot perspredikant). In zijn zomervakantie gaat hij aan de slag. Erg enthousiast is hij niet en ‘hij verzuchtte al doorhalend menig keer: Wat zijn we begonnen? Hij las teveel “romantiserende fantasie”, vond dat Hannie de Bijbelfiguren te veel psychologisch duidde en bovendien: ze zou toch meer voor kleine kinderen schrijven?’. Ruitenberg was duidelijk ‘moe gezeurd en uitgedacht’. Hij stelt voor om alleen de verhalen uit het Oude Testament uit te geven, schrijft hij aan Brinkman.
Han Brinkman schrijft later een kort briefje aan Johanna, ‘als aanmoediging in deze voor jou zo moeilijke tijd’ (haar broer Taco heeft juist zelfmoord gepleegd, de twee zonen van Taco zijn in 1943 overleden en ook haar broer Sam is in Zuid-Afrika ook in 1945 overleden). Het hele Oude Testament wordt door haar opnieuw doorgewerkt. Ruitenberg geeft dan aan geen tijd meer te hebben, en Han Brinkman weet Bobo ten Have in het project te betrekken, die Johanna zijn bemerkingen stuurt, die zij dan weer verwerkt. Johanna heeft regelmatig royale voorschotten bij Brinkman ‘afgebedeld.’ Brinkman betaalt zelfs voor enkele meubelen in haar huis in Etersheim (deze waren door de Duitsers meegenomen).
In het najaar van 1946 schrijft Johanna aan Han Brinkman dat zij een sterke godsdienstige inkeer heeft doorgemaakt en ‘dat ze voor haar gevoel toch te vroeg met de kinderbijbel was begonnen.’ Brinkman zat hier duidelijk niet op te wachten, want hij wilde het project, dat ‘een schip van bijleg’ werd, afronden met een mooie uitgave. Johanna vraagt dan weer om een voorschot, en Brinkman ‘ging weer door de knieën en betaalde.’
De kinderbijbel blijkt qua tekst meer iets voor oudere lezers. Er wordt dan besloten om voortaan te spreken van een jeugdbijbel. In het voorjaar van 1948 is het werk zover gevorderd dat een proefdruk van 32 pagina’s voorgelegd kan worden aan vooraanstaande personen uit de ‘protestante wereld van kerk en maatschappij’. Er wordt redelijk positief gereageerd, maar het boek is nog lang niet klaar.
Eind oktober 1948 zijn de laatste problemen in de tekst opgelost. De landkaartjes worden nagetekend, omdat Brinkman die niet uit atlassen wilde overnemen vanwege de rechten die hij zou moeten betalen. Als titel wordt ‘Bijbel voor de jeugd’ gekozen. Voor Kerstmis verschijnt het boek, maar vanwege de beperkte papiervoorraad niet in de gehoopte oplage van 10.000 exemplaren, maar slechts de helft. Daardoor werd de prijs erg hoog, bijna vijftien gulden, maar het was dan ook een boek van 640 pagina’s (met slechts enkele illustraties). De bijbel werd goed ontvangen, maar in Katholieke kringen minder. Volgens Johanna omdat zij ‘had geschreven dat Jezus broertjes en zusjes had.’ Ondanks de goede kritieken kwam de verkoop niet echt van de grond. Johanna had van de uitgever best veel auteursexemplaren gekregen. Ze bleef extra auteursexemplaren aan Brinkman vragen. ‘Nu is het afgelopen; anders worden ze je voor rekening toegezonden’.’
In 1951 lukt het Brinkman eindelijk om een herdruk van de ‘Bijbel voor de jeugd’ te laten drukken. Hij kreeg toestemming van het Ministerie voor extra papier, dat vanwege de Korea-oorlog nog steeds schaars is. De verkoop gaat vanaf de tweede druk beter en de bijbel krijgt een plekje bij scholen, zondagsscholen, bibliotheken en verenigingen’. Er kwam ook wel kritiek dat de schijfster zich niet precies aan de Bijbelteksten hield in haar bewerking. In 1965 verschijnt de vijfde druk bij Ploegsma, maar dan met illustraties van Kees van Lent.
Johanna Kuiper wordt gevraagd om een bijbel voor kleuters te schrijven. Ze overweegt dat te doen, maar gaat uiteindelijk met een andere uitgever in zee. Eigenlijk een duidelijk verraad aan Han Brinkman, die haar vijftien jaar lang zo heeft ondersteund. Brinkman reageert erg koel: ‘Je besluit is dus genomen. Wij betreuren de beslissing. Het heeft geen zin hierop terug te komen. Alles nagaande meen ik dat wij ons niets te verwijten hebben.’
De kinderbijbel voor uitgeverij H.J.Paris heeft Johanna Kuiper zelf niet kunnen afmaken, omdat zij op 2 maart 1955 sterft in Indonesië, waar ze wegens trombose aan haar geopereerde been in het ziekenhuis in Pati moest worden opgenomen. Uiteindelijk verscheen deze in 1959.
Literatuur:
‘Gedurfd leven. Johanna Kuiper (1896-1956)’- J.J. F van Melle. Hilversum, Verloren, 2024.