Hannie (Johanna Engelberta) Kuiper (10 maart 1896 - 2 maart 1956) kende ik eigenlijk alleen van haar meisjesboeken en enkele boeken voor jongere kinderen. Ook van haar vertaling van ‘Emil und die Detektive. Ein Roman für Kinder’ van Erich Kästner. En natuurlijk van haar ‘Bijbel voor de jeugd’ (eerste druk 1948).
J.J. Ferdinand van Melle (1943), emeritus gemeentepredikant die jaren als pastor in Detentiecentra voor vreemdelingenbewaring werkte, promoveerde in 2015 aan de Vrije Universiteit op het proefschrift ‘Johanna E. Kuiper: 1896 Gewaagd Leven 1956.’ (https://research.vu.nl/ws/portalfiles/portal/42154387/complete+dissertation.pdf). Ik heb destijds dat proefschrift niet gelezen, maar nu is er ook een handelseditie van verschenen onder de titel ‘Gedurfd leven. Johanna Kuiper.’
In het zeer gedetailleerde boek, gebaseerd op gedegen onderzoek dat ook verantwoord wordt, komen de meisjesboeken eigenlijk amper aan de orde. Het lijkt wel alsof zij die alleen schreef omdat er toch inkomsten moesten zijn. Van Melle kon beschikken over heel veel brieven, maar liefst 178 in het Duits, tussen van 1925-1956 van haar en hartsvriendin Hilde Völger, als bron voor onderzoek. ‘De brieven onthullen hoe zij op een vaak dwarsliggende manier bleef knokken voor onafhankelijkheid als vrije vrouw, als alleenstaande moeder, als verzetsstrijder, als kinderboekenschrijfster, als openlijke concubine, als kinderbijbelschrijfster voor een naoorlogse generatie, als vertaler van meer dan vijftig boeken uit meerdere talen en als bewonderaar van onafhankelijk Indonesië.’ Ook zijn er brieven van haar minnaar, de Amsterdamse wethouden Floor Wibaut, en nog veel meer documenten waaruit regelmatig geciteerd wordt,
In deze biografie staat het veelbewogen leven van Hannie Kuiper centraal. Ze was de enige dochter van de doopsgezinde dominee Abram Kornelis Kuiper en Henriëtte Sophia Muller en had uiteindelijk vier broers. De MMS vond ze maar niets, en toen ze eindelijk via veel extra lessen toch voor het staatsexamen gymnasium slaagde, ging ze theologie studeren, maar dat vond ze ook al niets, en veel van wat zij leerde druiste in tegen haar opvattingen over hoe een moderne samenleving er uit zou moeten zien. Ze schrijft zich in bij de School voor Maatschappelijk Werk, en dat leidt op tot ‘woninginspectrice’. Ze gaat dan werken in Limburg, bij de Staatsmijnen. Vanwege haar socialistische opvattingen die zij ook heel expliciet naar buiten bracht, werd ze ontslagen en reist naar vrienden in Duitsland, zwanger van een mijnwerker, waarvan de naam onbekend blijft (later wordt duidelijk dat dit Willem v.d. Vuurst is). In Duitsland bevalt zij in 1924 van een zoon, Willem (er is overigens eerder al een keer sprake van een miskraam van een vroege, kortstondige relatie. In 1928 vestigt ze zich weer in Amsterdam.
De levensgeschiedenis van Hannie Kuiper is heel bijzonder, zeer onconventioneel, en gelukkig is op de schutbladen een stamboom van de familie afgedrukt, want soms heb je die echt nodig. Ze krijgt in 1934 een tweede zoon, Rik (Kristofer Marinus), en de vader is Fred Prins, maar Hannie voedt het kind als alleenstaande moeder op (ze woont dan in Zweden).
Als ze weer in Nederland is teruggekeerd trouwt ze met de hervormde dominee Klaas Abe Schipper en gaan ze wonen in Etersheim (waar het schooltje van de auteur van Dik Trom staat). Geen gelukkig huwelijk en voor échte liefde en seksualiteit moet zij het buiten het huwelijk zoeken. Bijzonder is haar relatie met Floor Wibaut, ‘Koning Floor’, en dat met instemming van de vrouw van Wibaut, mw. Berdenis van Berlekom, geen onbekende in kinderboekenland (‘Het boek en het volkskind : geschreven voor de moeders der arbeiderskinderen’). De opvatting van het vrije huwelijk, door Wibaut ook in een boek beschreven, deed veel stof opwaaien.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden in de pastorie in Etersheim veel onderduikers opgevangen en was Hannie erg actief in het verzet. In 1943 worden ze verraden en vindt er een overval plaats op de pastorie en worden onderduikers door de Duitsers afgevoerd. Johanna duikt dan met haar kinderen onder, haar man wordt door de Duitsers gevangen gezet.
Na de oorlog leeft ze weer op de pastorie, maar als haar man in 1949 overlijdt, moet zij deze verlaten, wat ze overigens graag doet, want ze heeft weinig met de mensen in Etersheim, waaronder ook haar verraders, en keert terug naar Amsterdam, waar ze godsdienstonderwijzeres wordt, maar zoals te verwachten leverde haar opvattingen al snel de nodige problemen en ontslag op. Haar gezondheid (tijdens de oorlog had zij een ongeluk met haar enkel en sindsdien loopt zij mank) gaat steeds verder achteruit. In 1955 maakt zij een reis naar Indonesië, waar ze in een ziekenhuis belandt vanwege trombose en ze overlijdt daar op 2 maart 1956.
De biografie van deze zeer onconventionele vrouw is heel gedegen, soms moet je echt de stamboom raadplegen om bij de les te blijven. Indrukwekkend is haar relatie met haar broers, waarvan haar lievelingsbroer Taco in 1945 zelfmoord pleegt en natuurlijk haar relatie met haar kinderen.
Naast de levensgeschiedenis van deze bijzondere vrouw, wordt ook veel aandacht besteed aan de ontstaansgeschiedenis van ‘Bijbel voor de jeugd’ (met illustraties van W.G. van de Hulst jr.), met daarbij boeiende briefwisselingen, onder meer met Han Brinkman van uitgeverij Ploegsma, maar daarover schrijf ik later zeker nog eens uitgebreid. De bijbel voor een jonger publiek (‘De kinderbijbel. Oude en Nieuwe Testament’) heeft zij niet kunnen afmaken. Deze verschijnt in 1959, met illustraties van A. Jagtenberg.
Wie meer wil weten over haar meisjesboeken verwijs ik naar de boeiende bijdrage van Janneke van der Veer aan het Lexicon van de jeugdliteratuur: https://www.dbnl.org/tekst/coil001lexi01_01/lvdj00594.php
[‘Gedurfd leven. Johanna Kuiper (1896-1956).’ - J.J.F. van Melle. Uitgeverij Verloren, 2024 – 333 pagina’s]