Mijn ouderlijk huis stond in Vredewold. De dorpen van Vredewold lagen op zandruggen midden in moerassen. Buiten de zandwegen was het niet pluis. Daar buiten huisden heksen en duivels. In de winter, als de nachten lang waren en de wind om het huis gierde, kwamen eeuwenlang de verhalen over de duistere krachten los. Mijn vader verhaalde zo beeldend over “witte wieven”, reuzen en geesten, dat ze in mij gingen leven.
De ontwikkeling van sprookjes
De Gebroeders Grimm verzamelden jarenlang mondeling overgeleverde sprookjes om het Duitse cultureel erfgoed te bewaren (Kinder- und Hausmärchen, 1812-1815). Als steeds meer mensen kunnen lezen, verdwijnen de vertellers immers uit beeld. Hun eerste editie is stijf en formeel. Omdat kinderen enthousiast zijn, in tegenstelling tot de academische wereld, maken zij de sprookjes steeds kindvriendelijker en de taal toegankelijker.
De originele sprookjes zijn vaak harder in thematiek en verloop. Wreedheid en gemeenheid, dood, marteling en gruweldaden, zwangerschap en incest komen veelvuldig voor in de oudere verhalen. Moesten onschuldige kinderen daar niet tegen worden beschermd? De verandering van het Kindbeeld in de loop der jaren zorgde voor een aanpassing van de inhoud en het uiterlijk van veel sprookjes. Tijdens de Verlichting vond men dat sprookjes de hoofden van kinderen vulden met nonsens en hen afleidden van waardevolle lectuur. Ten tijde van de Romantiek kwam er weer belangstelling voor sprookjes om hun bijdrage aan de fantasie.
Tegenwoordig zijn "sprookjes" vooral voor kinderen die er levenslessen uit kunnen halen. In sprookjes is het erg moeilijk voor de held om zijn doel te bereiken. Maar met eerlijkheid en doorzettingsvermogen lukt het. En als je niet sterk bent, moet je slim zijn.
Mijn ervaringen
Toen ik een jaar of vier was, kreeg ik het blauwe Margriet Groot Sprookjesboek. Ik kon nog niet lezen, maar mijn moeder las de sprookjes voor. De sprookjes werden verteld in korte zinnen, in een “spreektaal”, afgewisseld met prachtige oude formuleringen. Juist die gedragen taal wekte bij mij een verlangen naar een andere wereld op. Die taal bleef in je resoneren. Steeds weer wilde ik horen van ‘De vis en de ring’ en ‘De blinde prinses en haar zoon’ (Engels-Deens en Soendanees sprookje, hertaald door Antoon Coolen) of de zwanen die prinsen werden als zij een hemd van neteldoek over zich heengeworpen kregen (‘De wilde zwanen’, H.C. Andersen, hertaald door Nienke van Hichtum). Wat was neteldoek, vroeg ik me af. Deed dat niet zeer? ‘Wassilissa en haar pop’ en ‘Finist, de wakkere valk’, twee Russische sprookjes, hertaald door Antoon Coolen, hebben elementen die in ‘Assepoester’ en ‘Doornroosje’ terugkomen. ‘De witte wolf’, hertaald door Nienke van Hichtum, heeft elementen van ‘Belle en het beest’ en ‘Repelsteeltje’. ‘Sneeuwwitje en Rozerood’, hertaald door Jan de Groot, gebruikt wel de naam Sneeuwwitje, maar het verhaal is geheel anders. Sprookjes met bekende onderdelen, maar in een heel eigen sfeer. Keer op keer moest mijn moeder ze voorlezen en later las ik ze zelf.
In het onderwijs
In het onderwijs, maar zeker ook thuis in het gezin, zijn sprookjes goed bruikbaar als beginpunt voor de literaire ontwikkeling van leerlingen. Kinderen bouwen een groot repertoire aan (geschreven en mondelinge) verhalen op, met de woordenschat die daar bij hoort. Door deze ervaringen zijn kinderen volgens veel onderzoekers in staat om zelf ook te vertellen en om verhalen te produceren die langer zijn dan een gewone uiting in een conversatie. Sprookjes kunnen de taalontwikkeling van leerlingen verbeteren en dat is hard nodig.
Over de Groot Sprookjesboeken van Margriet
Uitgeverij ‘De geïllustreerde pers’ heeft het belang eind vijftiger jaren goed begrepen. De uitgave van drie delen van het Margriet Groot Sprookjesboek bracht sprookjes vanuit de hele wereld dichterbij. Niet alleen de sprookjes van Hans Christian Andersen of de Gebroeders Grimm, maar ook sprookjes uit de mondeling overgeleverde slavische en afrikaanse literatuur. Prachtige illustraties - een deel in kleur - van Nans van Leeuwen (1900-1995), ondersteunen de sfeer van de verhalen en dompelen je onder in een andere wereld, andere culturen. De initialen geven het boek eens te meer een magisch karakter.
Over de drie Margriet Groot Sprookjesboeken die er eind vijftiger jaren zijn verschenen is weinig informatie te vinden. De boeken zijn ongedateerd. Het blauwe boek is waarschijnlijk van 1957 of 1958. Op een generatie kinderen, die niet is opgevoed in een literaire traditie, hebben de sprookjes hun uitwerking niet gemist, weet ik uit mijn eigen omgeving. Zelfs mijn kinderen waren in de tachtiger jaren onder de indruk. Fantasierijke verhalen zijn en blijven heel belangrijk. Sprookjes lezen blijft een genot om de magische sfeer. Maar dat geldt misschien nog wel meer voor het luisteren naar sprookjes, of ze nu worden verteld of voorgelezen.