De rust, de ruimte, de gemoedelijkheid, de vrijheid…. Dat is wat je in de boeken van Astrid Lindgren ziet. Haar jeugd in Vimmerby is inspiratiebron. Het is de ondertoon van het verhaal in ‘Pippi Langkous’, dat in 2023 derde staat op de lijst van 100 beste kinderboeken van BBC-Culture.
Uitgaven
Pippi Langkous verscheen in 1945. Dat was enkele jaren nadat ze de belevenissen van Pippi had bedacht en tijdens een ziekbed aan haar zevenjarige dochter had verteld. Daarna verschenen nog Pippi Langkous gaat aan boord en Pippi Langkous in Taka-Tukaland, korte verhalen over Pippi, toneelstukken, een televisieserie, films en een stripverhaal van haar hand. Rabén och Sjögren in Stockholm was de oorspronkelijke uitgever. De eerste uitgave in Nederland in 1952 was bij uitgeverij Born in Assen, geïlustreerd door Jan Huizinga en vertaald door Lisbeth Zuiderveen Borgesius-Wildschut. Sinds het midden van de jaren zestig werd Astrid Lindgren in Nederland uitgegeven door Ploegsma. De Zweedse uitgaven zijn allen geïllustreerd door Ingrid Vang Nyman. Vanaf het moment dat het boek bij Ploegsma in het fonds kwam, zijn de Pippi Langkous-boeken geïllustreerd door Carl Hollander.
Vanaf de 15e druk is Pippi in Nederland geheel herzien. Zwanenburg Widingsjö laat in haar kandidaatsscriptie (Universiteit Stockholm, 2011) zien dat de wijzigingen er toe geleid hebben dat de tekst en de illustraties steeds meer zijn gaan afwijken van het Zweedse origineel. Als je de Zweedse versie leest, dan zie je voor je hoe de verhaaltjes aan haar zevenjarige dochtertje zijn verteld. Met voor iedere hoofdpersoon zijn eigen stem. De tekeningen van Ingrid Van Nyman passen daar goed bij. Het gaat minder om de stoere Pippi en meer om fantasievolle belevenissen, die dicht bij de kinderwereld staan. En de gemoedelijke sfeer natuurlijk.
Sfeertekening
Genieten van de zon en de natuur hoort bij het leven van Pippi, Tommy en Annika. Pippi woont in een oud huis met een veranda, in een vervallen tuin. De zon schijnt, er zijn wolken, de vogels kwetteren en de geur van rozen hangt om je heen. Er zijn hagen, berken en hazelnoten. In de tuin kun je spelen, dingen zoeken, in bomen klimmen of op het hek zitten. Je kunt er bessen of paddestoelen plukken. Je kunt in de natuur picknicken of kamperen in de buurt van een meertje. Je loopt op een grüsweg of op slingerende paadjes tussen de huizen. Samen eten is belangrijk. Pippi bakt brood of pepparkaka om samen van te genieten. Ze koopt kilo’s snoep in het snoepwinkeltje en deelt uit aan alle kinderen in het kleine stadje. Ook aan de pestkoppen. Pippi is het sterkste meisje van de wereld, maar: ‘Als je heel sterk bent, dan moet je wel aardig zijn’, zegt Pippi.
Pippi doet alles net anders. Ze slaapt met haar voeten op het hoofdkussen. Zij doet mee met het circus en blijft geen toeschouwer. Ze loopt achteruit. Ze geeft anderen cadeautjes op haar eigen verjaardag. En ze heeft een paard in huis. Haar verklaring is altijd, dat dat in een ander land gewoon is. Tommy en Annika, de vrienden van Pippi, zijn onder de indruk van Pippi. Ze laten zich verleiden om mee te doen. Maar met name Annika vraagt zich steeds af of dat wel verstandig is. Annika en Tommy vertegenwoordigen de opvattingen van hun ouders en worden tegenover Pippi geplaatst. Pippi laat zich drijven door haar eigen spontane ideeën en bindt de strijd aan met iedereen die probeert haar ergens van te weerhouden. Als het tegenzit, dan vindt ze altijd wel een oplossing. Maar Pippi mist ook haar ouders en voelt zich vaak alleen.
Schrijversfilosofie
Niet alleen de leefomgeving uit haar jeugd, maar ook Lindgrens’ schrijversfilosofie zie je in Pippi terug. Ze schrijft, zegt Lindgren, ‘zoals zijzelf als kind een boek zou willen lezen‘. Dat kinderen door het lezen prachtige ervaringen opdoen, staat voorop. De reële wereld is van de volwassenen, de fantasiewereld van de kinderen.
Lindgren heeft geen doel met haar boek. Toch hebben velen dat er wel in gezien. ‘De non-conformistische Pippi zet als een wervelwind de gestructureerde levens van Tommy en Annika op stelten , zegt Van den Bossche in haar proefschrift over de canonisering van het oeuvre van Astrid Lindgren in Vlaanderen en Nederland. Bij de verschijning van Pippi werd er door menigeen schande van gesproken, omdat er een slechte invloed van zou uitgaan. Anderen zien de opvoedende waarde. Het boek biedt alle ingrediënten voor de lezer om op te voeden tot mondigheid in plaats van tot gehoorzaamheid, want: Alles kan, als je het maar probeert’. Dat is immers het levensmotto van Pippi. Pippi wordt door Andersen in zijn biografie van Astrid Lindgren een Hitlersatire genoemd, terwijl de Duitse literatuurwetenschapper Ewers in haar beschrijvingen van kinderlijke gemoedstoestanden een voorloper ziet van de psychologische jeugdroman.
De schrijver kan nooit om zijn eigen kindbeeld heen. De kinderen in Lindgrens boeken zijn ondernemend en gaan het gevecht aan, net zoals zij dat zelf heeft moeten doen. Lindgren wordt ‘eigenzinnig’ genoemd. Ze is altijd een onafhankelijke, moderne vrouw geweest, die niet bang is om haar mening te geven. Een huwelijk met de verwekker van haar kind wees ze van de hand, wat in die tijd heel ongebruikelijk was. Net als Pippi is Lindgren én zelfverzekerd én onzeker.
Lindgren hoopt, dat haar boeken iets in haar lezers weten te bewerkstelligen en er een betere relatie tussen kind en volwassene ontstaat. Dus toch. Maar het fantasievolle verhaal blijft het belangrijkste.
Die fantasiewereld is gebaseerd op rechtvaardigheid en geeft kinderen een goed gevoel. Het Zweedse platteland is daarin een belangrijke factor.