Het thema van de Kinderboekenweek ‘Bij ons thuis’ roept bij mij direct herinneringen op aan de verhalen en de versjes van To Hölscher waarin de thuissituatie wordt beschreven. Voor deze blog heb ik met veel plezier een klein deel van haar werk opnieuw gelezen.
Meisjesboeken
Toen moeder ziek was (G.B. van Goor, 1929) gaat over een gezin met zeven kinderen. De moeder moet voor drie maanden naar een sanatorium om te herstellen. De oudste dochter van zeventien zal haar thuis vervangen. Dat leidt tot onderling geruzie en vader besluit vijf kinderen bij familieleden onder te brengen. Twee kinderen mogen naar de pastorie van heeroom, een dochter gaat naar oom en tante op een boerderij, een zoon komt in huis bij zijn deftige peettante en een andere dochter in een bakkersgezin waar ze zich te goed voor voelt. Zo maken de kinderen kennis met andere milieus en gewoonten.
In het vervolgdeel Toen moeder beter was (G.B. van Goor, 1935) wonen de kinderen weer thuis. Ze zijn verdraagzamer geworden. Een dochter vertrekt naar een kweekschool die geleid wordt door nonnen. Ze woont daar intern. Thuis zijn er geldzorgen, want vader verliest zijn werk. Het gezin moet verhuizen. De kinderen willen meehelpen om geld te verdienen.
Versjes
Welgefeliciteerd (G.B. van Goor, 1931) staat vol gelegenheidsversjes om op te zeggen bij verjaardagen en andere feesten thuis en op school. To Hölscher schreef dit boek omdat haar collega’s vroegen om versjes voor kinderen. Daar had ze niet altijd zin in. Met Welgefeliciteerd kwam er een eind aan het gezeur, maar later heeft ze gezegd dat ze zich ervoor schaamde en het boek graag teruggenomen had. De eenvoudige versjes bleven soms vanzelf in het geheugen hangen: “Zalig nieuwjaar, lieve Vader! / Zalig nieuwjaar, lieve Moe! / ‘k Kom op deze mooie morgen / ’t eerst van allen naar u toe” enzovoorts. Een vredige thuissituatie.
Schoolleesboekjes
Veel succes had To Hölscher met De Zandmannetjes, een serie van zeven afzonderlijk leesbare boekjes voor zeven leerjaren van Rooms-Katholieke lagere scholen. Ze verschenen in 1938 bij G.B. van Goor en zijn voor het laatst in 1957 herdrukt. (In 1962 kwam de serie uit in een gemoderniseerde versie.) Jan Smeets, ‘hoofd ener R.K. Jongensschool te Kerkrade’, gaf zijn medewerking aan de serie en waakte ervoor dat de boekjes ook voor jongensscholen geschikt waren. De Zandmannetjes hadden twee illustratoren. Nans van Leeuwen illustreerde de delen 1, 2, 3 en 7. Sierk Schröder maakte de tekeningen in de delen 4, 5 en 6.
De eerste drie boekjes gaan over het gezin van vader Cornelis Zandman, de volgende drie over het gezin van vader Frits Zandman. In het zevende deel zien we beide gezinnen bij een familiereünie. Aardig is dat de jonge Zandmannetjes meegroeien met de lezers. De kinderen Zandman leven in een bubbel van gezin, school en kerk. In de laatste delen ontdekken zij iets meer van de wereld. Ze bezoeken een radiostudio, een gesticht voor blinden, een weeshuis, Schiphol en Artis. In deze serie worden de gezinnen erg geïdealiseerd. Ook de leerkrachten zijn heel sympathiek en de katholieke opvoeders zullen het zeker mooi gevonden hebben.
De auteur
To Hölscher (Catharina Margaretha Clasina Hölscher; 1898 – 1953) was een zeer productieve auteur. Zij werd als derde en jongste dochter geboren in een gemengd huwelijk. Haar vader was protestant, haar moeder Rooms-Katholiek. Toen zij ongeveer anderhalf jaar oud was overleed haar moeder. Negen maanden later hertrouwde haar vader met een protestantse vrouw uit zijn geboortestad Middelburg. Het gezin verhuisde naar Dordrecht. Hier stierf de vader in 1907.
Verschillende biografische artikelen over To Hölscher vermelden dat haar vader en haar tweede moeder snel na elkaar overleden. Dat klopt niet. Zouden de meisjes Hölscher ooit geweten hebben dat hun doodgewaande tweede moeder enkele maanden na het overlijden van hun vader weer in Middelburg ingeschreven stond? Archiefonderzoek leidde ook tot mijn ontdekking dat de tweede moeder pas in 1922 overleed, na een verblijf van vier jaar in een christelijk krankzinnigengesticht te Bergen op Zoom.
Na opname in een protestants weeshuis belandden de drie zusjes in een weeshuis van de Zusters van Liefde te Helmond. Ze kregen een Rooms-Katholieke opvoeding. De twee oudste zusjes volgden de kweekschool van de zusters in Schijndel en traden later in bij de congregatie. Ook To Hölscher leerde voor onderwijzeres bij de zusters in Schijndel. Met haar diploma op zak kreeg zij meteen een aanstelling in Helmond. Ze ging weer bij de zusters wonen, maar nu als pension-dame.
Hier ontmoette zij Christine Banning, die onderwijzeres was op een andere school van de zusters. Ze raakten bevriend en gingen in 1938 samenwonen in een huis op het terrein van de zusters. Uiteindelijk hebben de zusters misschien begrepen dat zij de vriendinnen een gezamenlijk leven moesten gunnen. De twee dames waren 40 en 49 jaar oud toen ze zelf konden zeggen ‘Bij ons thuis…’.