Vliegveld Waalhaven in jongensboeken

Honderd jaar geleden, in juli 1920, werd het Rotterdamse vliegveld Waalhaven in gebruik genomen. In het interbellum was het jarenlang de trots van de Rotterdammers. Het vliegveld speelde een rol in verschillende vooroorlogse jongensboeken en later in kinderboeken over de meidagen van 1940.

Op zondagmiddag met de Spido naar het vliegveld

Het ‘hotel-café-restaurant’ was het eerste gebouw dat op het vliegveld verrees. Er was een groot terras bij, met uitzicht op het platform. Een geliefd doel voor een uitstapje op zondagmiddag. Het gebouw staat beschreven in Twee Jongens in een havenstad van P.H. de Wit (1936, uitg. Hollandia). De vader van een van de jongens heeft een havensleepboot en ze varen ermee naar het vliegveld. Een prachtig boek dat ook een goed beeld geeft van het (nog net) vooroorlogse Rotterdam. Als je vader zelf geen sleepboot had kon je met de Spido, het Rotterdamse rondvaartbedrijf dat een speciale aanlegsteiger had aan het eind van de Waalhaven, speciaal voor de dagjesmensen die naar het vliegveld gingen, de stad vanaf het water bekijken.

In 1931 schreef Chr. van Abkoude Hoe Fred Aviateur werd (uitg. Kluitman). In dit boek spelen twee Rotterdamse gymnasiasten (Erasmiaans Gymnasium) die een fietsenwinkel willen beginnen de hoofdrol. Eigenlijk willen ze vliegtuigen gaan bouwen. ‘Ook Lindbergh is als fietsenmaker begonnen’. Als eerste stap om hun droom te verwezenlijken richten ze een bandje op, en spelen op zondagmiddag jazzmuziek in het overvolle restaurant van het vliegveld.

In Tweesprong (1938, uitg. “Het Poirtersfonds") van A.J.D. van Oosten gaan de minder welgestelde hoofdpersonen uit Rotterdam ook op zo’n zondagmiddag naar het vliegveld. Maar zij moeten genoegen nemen met het terras bij de ‘toko’. Daar kan je aan een loket een beker koffie halen, met een ‘macaroni-wafel’ erbij. Krachtvoer voor havenwerkers!

Onbesuisde piloten

Er zijn in de loop van de jaren verschillende ongelukken gebeurd op het vliegveld, soms zelfs voor de ogen van het publiek. In 1928 vloog een vliegtuig tegen de mast van een schip in de Waalhaven. Van Abkoude beschrijft zo’n ongeluk als Fred met zijn vader en moeder een vliegshow bezoekt. Er stort een ‘jonge onbesuisde piloot’ neer. ‘De heer Bakker moest zijn vrouw van het terrein wegleiden’. Van de vlieglessen die Fred zo graag wil hebben wil, zijn moeder voorlopig niets weten.

En toen kwam de oorlog

Vliegveld Waalhaven was eigenlijk geen militair vliegveld, maar vanaf 1937 stationeerde het ministerie van defensie er dertien Fokker G1 ‘jachtkruisers’. In de vroege ochtend van 10 mei 1940 vonden rond het vliegveld zeer hevige gevechten plaats.

G.M. van de Maas Lz. beschreef in 1947 in zijn jongensboek De Jongen van “Waalhaven” – Verhaal uit 1940 – 1945 (uitg. W.D. Meinema) de aanval op het vliegveld. Wim woont met zijn ouders en jongere zusjes in de polder. Hij ziet vanuit het zolderraam de parachutisten neerdalen. Wims vader, die gemobiliseerd is op het vliegveld, kruipt gewond naar huis, en Wim schiet uit woede een Duitse parachutist neer die de weg vraagt.

In Piloot Paul (1948, uitg. A. Roelofs van Goor) gebruikt Gerard Smit ook zijn fantasie. Ook in dit verhaal zien jongens vanuit een zolderraam eerst het bombardement en dan het landen van de parachutisten. Paul, de oudere broer van één van de jongens, is piloot en ontdekt dat er suiker is gegooid in de motoren van verschillende vliegmachines. De saboteur wordt onschadelijk gemaakt. Van een dergelijke sabotagedaad is echter absoluut geen sprake geweest.

Onze Werkgroep Rotterdamse Kinderboeken heeft een inventarisatie gemaakt van honderd in Rotterdam spelende jeugdboeken. Binnenkort komt het digitale document daarover beschikbaar op de site van het Stadsarchief Rotterdam.

Walter Gerritsen van der Hoop en Dick Venema