De avonturen van Flip en Flap / [verteld door Han Hoekstra ; tek. van Joop Geesink]. - Joure ; Utrecht : Douwe Egberts, [1950-1952]. - 4 dln.
Mijn oma schonk mij af en toe plaatjesalbums, afkomstig uit haar winkel in ‘koloniale waren’, een kruidenierswinkel. Normaliter kreeg iemand die alleen bij aankoop van bepaalde levensmiddelen. Dus was ik een bevoorrecht kind.
Ik smulde van de boekjes van Arretje Nof (bij pindakaas van Calvé) en Flipje van Tiel (bij jam van De Betuwe), terwijl de kinderencyclopedie Ik weet het (bij margarine van Blue Band) mij jarenlang het vertrouwen gaf alle belangrijke kennis in huis te hebben. De meeste indruk maakte echter De Avonturen van Flip en Flap, Deel 1 (bij koffie van Douwe Egberts). Toen ik het op mijn zevende verjaardag kreeg, zag ik met grote schrik voorop twee honden staan, Flip en Flap, met worsten in hun bek. Mijn vader was slager en de slagerij was voor honden absoluut verboden gebied: honden konden daar rampen aanrichten, zo had ik geleerd. En een plakplaatje op pagina negen liet dat onverbloemd zien.
Bij het voorlezen bleek later, dat het hier ging om een slechte slager, de oude gierigaard Augustijn. Dat was geruststellend. Maar de beelden stonden voor eeuwig in mijn geheugen gegrift.