Van wieg tot graf: geboorte en dood in kinderboeken (2)

Kinderen nemen geen blad voor de mond en willen alles weten. Als hun vragen over de dood of over geboorte gaat, struikelen volwassenen nog wel eens over een antwoord. Wat vertel je een kind? In twee blogs laat ik zien hoe kinderboeken deze moeilijke onderwerpen bespreekbaar maken. In deze tweede blog bekijk ik een aantal kinderboeken over de geboorte.

Waar kom ik vandaan?

Het is lastig om een klein kind te vertellen waar hij of zij vandaan komt. Anders dan bij de dood weten volwassenen heel goed wat er gebeurt voor en tijdens een geboorte. Maar seks en bevalling waren lang een taboeonderwerp. Duidelijke antwoorden op kindervragen worden daarom vaak bewust vermeden. In onze Westerse cultuur kennen we een aantal alternatieve verhalen die in kinderboeken terugkomen.

De ooievaar

Het bekendste is de ooievaar als kinderbrenger. Eén van de eerste ooievaars met dergelijke functie vinden we in het sprookje De ooievaars van Hans Christiaan Andersen. In dit sprookje pest een jongetje een broedend ooievaarskoppel. Als straf brengen zij hem een dood broertje. In Nederland is het ooievaarsverhaal vooral populair geworden na de geboorte van prinses Juliana in 1909. Op haar geboortekaartje stond een ooievaar die het prinsesje naar het paleis bracht. In de jaren daarna zijn verschillende kinderboeken gewijd aan de ooievaarsmythe. Bijvoorbeeld Hoe het kwam dat de Ooievaar ons een Broertje bracht (1913). In dit prentenboek koopt een man een baby van een ooievaar. De ooievaar plukt de baby uit een bloemkool en gooit hem door de schoorsteen. Zo valt de baby precies in het schort van de wachtende moeder.

Nog steeds kent iedereen het verhaal van de ooievaar die kinderen brengt, en nog steeds komt hij voor in kinderboeken. Maar nu wel in de wetenschap dat de ooievaar een fabeltje is. In het boek Nu is het genoeg, Ooievaar! (1990) van Linda van Mieghem is een familie met 24 kinderen het zat dat Ooievaar Elias telkens weer kinderen bezorgt. Elias zegt bedroefd tegen zijn vriendin Koleet de kool: ‘Vroeger maakten de mensen zelf jam, en ze bakten zelf brood en taarten. Nu maken ze zelf kindjes. Waar gaat het toch naar toe?’

Kinderen uit de kool

De kool komt niet voor niets in beide boeken voor. In 1644 treffen we al een kool-kind aan in het boek Klucht-hoofdige Snorre-pypen, Quacken en Quinck-slagen, springende van den Os op den Esel: 'Ick heb daer een Kint helpen halen uytte kool'. De fabel van het kind uit de kool werd meestal direct gepresenteerd als sprookje, en niet als waarheid. Een voorbeeld is het sprookje van Klein Duimpje. Zijn geboorte werd prachtig weergegeven op centsprenten. Op de eerste prent begroet moeder het kindje in de kool met open armen.

Geen fabeltjes meer

Er zijn ook verschillende boeken voor kleine kinderen die de geboorte gewoon overslaan. Het nieuwe kind verschijnt dan ‘plotseling’ of enkel met een aankondiging. Zo wordt de geboorte van Nijntje in 1955 aangekondigd door een engel: 'De engel zei: dag mevrouw pluis / let op wat ik u zeg / U krijgt een lief klein dochtertje / toen vloog de engel weer weg'. En dan is ze er. Maar Bruna laat Kleine Pluis, het broertje/zusje van Nijn, minder toevallig verschijnen. Nu wordt de link met moeder Pluis wel duidelijk: 'o, o, zei moeder op een dag/ ik voel het nu zo goed / ik denk wel dat de kleine pluis / nu heel gauw komen moet'. De meeste van de fabelachtige verhalen en halve waarheden worden verhelderd wanneer kinderen ouder worden. Vooral sinds de seksuele revolutie in de jaren zestig en zeventig verschijnen diverse boeken voor kinderen met wél de benodigde seksuele voorlichting. Met expliciete illustraties of foto’s wordt de voortplanting duidelijk uitgelegd.

In Het geheim van de ooievaar lijkt deze uitleg bijna een boze tegenbeweging te zijn op de fabeltjes. De kinderen op het voorblad marcheren het boek in met lachende gezichten en borden waarop staat: 'De baby komt niet uit de kool!!!'. Zij propageren een open houding die past bij die tijd. Tegenwoordig kunnen kinderboeken zwangerschap en seksuele voorlichting met wat meer humor benaderen.

Het prentenboek De grote race: het verhaal van een zaadje gaat over zaadcel Willie die goed kan zwemmen. Met een soort schatkaart wordt aangegeven hoe Willie moet zwemmen om de finish, het eitje, te bereiken. Ondanks al deze progressieve ontwikkelingen, zijn er nog talloze prentenboeken voor (kleinere) kinderen waarin het krijgen van een broertje of zusje fabelachtig verteld wordt. In het flapjesboek Wat zit er in je buik, mama? uit 2007 bijvoorbeeld, verzint het hoofdpersonage telkens opnieuw wat er toch in de buik van de moeder zou kunnen zitten. Hoe de fantasierijke wezens erin zijn gekomen, wordt niet uitgelegd. Bij dit soort boeken gaat het niet zozeer om het verbergen van de waarheid als om het vragende kind een antwoord te geven dat past bij de leeftijd. Het gaat dan vaak niet om de seksuele voorlichting (waar kom ik vandaan?), maar om een poging het kind voor te bereiden op de komst van een broertje of zusje. Zo verschijnt dat nieuwe kindje niet zo plotseling in de wieg.

Deze blog is eerder gepubliceerd op de KB-website.

Jozefien de Leest