Van wieg tot graf: geboorte en dood in kinderboeken (1)

Kinderen nemen geen blad voor de mond en willen alles weten. Als het om vragen over de dood of over geboorte gaat, struikelen volwassenen nog wel eens over een antwoord. Wat vertel je een kind? In twee blogs over de dood en over geboorte laat ik zien hoe kinderboeken deze moeilijke onderwerpen bespreekbaar maken. Ik begin bij het einde: de dood.

Toegang tot de hemel

Het is altijd moeilijk om over de dood te praten. Kinderen die vragen stellen over de dood willen graag eenduidige antwoorden, maar die zijn er niet. In de zeventiende en begin achttiende eeuw werd de dood besproken als een verlossing van de erfzonde. De dood gaf toegang tot het eeuwige leven in de hemel. Omdat de kindersterfte hoog was, kon de dood geen taboe zijn. Een voorbeeld van een boek dat vaak wordt gezien als één van de allereerste kinderboeken is James Janeway’s A token for children: an account of the pious loves and happy deaths of several youths uit 1636. Dit is in het Nederlands vertaald als Laat de kinderkens tot Mij komen. Jonge geloofsgetuigen. Dit boek geeft tal van voorbeelden van stervende kinderen. Stuk voor stuk zijn de kinderen zo vroom en gelovig dat ze niet bang zijn om te sterven en God in de hemel te begroeten. Ze sterven met een glimlach.

Ook in het bekende Kleine Gedichten voor Kinderen van Hieronymus van Alphen blijft de dood niet onbesproken. Kleine Willem klaagt dat zijn zusje is gestorven, en Claartje weent om haar moeder. Rouw is onderdeel van het leven. Daarnaast benadrukt van Alphen net als Janeway dat kinderen niet bang moeten zijn van de dood of van lijken: ‘Mijn lieve kinders, schrikt tog niet, / Wanneer gij dode menschen ziet; (…) / En houdt dit lijk in waarde. (…) / Wanneer ge God bemint en dient, / Dan voert de dood u, als een vriend,/ In ’t zalig leven.’

De dood als waarschuwing

In de negentiende eeuw groeit het aantal kinderboeken. Het voornaamste doel van deze boeken is om kinderen zedelijk op te voeden. Ook in die visie past de dood uitstekend. Talloze boeken waarschuwen kinderen zich niet te misdragen, want dan zal het vreselijk noodlot toeslaan. De beroemde serie van ‘Struwwelpeter’ (in het Nederlands ‘Piet de Smeerpoets’ of ‘Een aardig prentenboek met leerzame vertellingen(link is external)’ van de Duitser Heinrich Hoffman werd razend populair na zijn verschijnen in 1845. Ondeugendheid wordt hier bestraft met wel erg absurde gevolgen en sterfgevallen. Neem de tragische geschiedenis van Paulientje bijvoorbeeld. Zij speelde met lucifers:

Verbrand is 't meisjen heelegaar,
Het arme kind! met huid en haar;
Ze is tot een hoopjen asch vergaan,
Waar nog haar' schoentjens nevens staan.

Met dergelijke schrikwekkende afbeeldingen en gedichtjes werd de dood getoond als een angstwekkend gevolg van ondeugdelijk gedrag.

De dood van dieren

Kinderen kunnen bijzonder veel verdriet hebben over de dood van een dier. Daarnaast is het soms gemakkelijker om over de dood van een dier te praten dan over de dood van een mens. Daarom gaan veel kinderboeken over de dood van een dier. In 1823 verscheen een bloemlezing voor de jeugd: Bloemkorfje voor de Nederlandsche jeugd. Het tweede tekstje waar de kinderen mee geconfronteerd worden is ‘Klaartje bij den dood van haaren Kanarievogel’. Uit deze dood leert Klaartje een lesje: 'Vogeltje! Gij zult mij leeren, / Ja, dit ’s zeker en gewis, Hoe kortstondig op deez’ aarde / Alle vreugd en leven is!’ Soms zijn de dieren zelfs menselijk in hun gedrag. Een voorbeeld hiervan is De geschiedenis van het Roodborstje (1890), waar de vogels en andere dieren een begrafenis voor het gestorven roodborstje houden. In hedendaagse klassiekers is het dier nog steeds een goede personificatie van de mens wanneer het om de dood gaat. Zo zijn Derk Das blijft altijd bij ons en Kikker en het vogeltje twee boeken die vele herdrukken kennen en het verhaal van rouw en dood vertellen met dieren-personages.

Vragen en antwoorden

De vragen van kinderen over de dood zijn nog steeds moeilijk te beantwoorden. De hedendaagse jeugdliteratuur lijkt het een lastig onderwerp te vinden wat toch regelmatig wordt opgepakt. In 1981 verscheen het boek Waar kom je vandaan? Waar ga je naartoe? van Philippe Dumas, waarin duidelijk verschillende ideeën over de dood worden besproken en verbeeld. De ik-persoon spreekt ook over zijn ervaringen met rouw.

Dit jaar won de poëziebundel Doodgewoon van Bette Westera en Sylvia Weve verschillende prijzen. Hierin wordt de dood op uiteenlopende manieren belicht. Dit boek geeft misschien niet zozeer antwoorden, maar zet vooral aan tot nadenken. Doordat de gedichten geschreven zijn vanuit het perspectief van het kind, is er geen belerende toon.

Opa is dood, al een poosje.
Dat vind ik natuurlijk niet fijn.
Maar nu heb ik wel zijn horloge,
zijn koptelefoon en zijn trein.

Boven alles straalt dit boek uit dat de dood ook voor volwassenen een vraagstuk is, en dat kinderen dit best mogen weten.

Deze blog is eerder gepubliceerd op de KB-website.

Jozefien de Leest