“Begin april 2014 staan Nederland en Zweden er officieel bij stil dat beide landen vierhonderd jaar officiële betrekkingen onderhouden.” Zo begint een dossier op de website van de Koninklijke Bibliotheek. Uit nieuwsgierigheid keek ik in het CBK hoe het zit met de jeugdliteratuur die uit het Zweeds is vertaald. Het CBK biedt namelijk de mogelijkheid om te zoeken op ‘taal waaruit vertaald’. Als je dan in de zoekbalk de afkorting voor de taal invult: ‘zwe’, levert dat maar liefst 1584 titels van boeken op. Om alleen de Nederlandse vertalingen uit het Zweeds te zien kan de zoekvraag worden gecombineerd met ‘zwe en taa ned’, dan zie je 1415 titels van boeken.
Ik beperk me hier tot de eerste helft van de 20e eeuw. De ‘jeugdliteraire’ Zweeds-Nederlandse betrekkingen beginnen rond 1900, en in de jaren vijftig verschijnen de boeken van Astrid Lindgren in Nederland. De periode 1900-1950 telt 115 titels van Nederlandstalige kinderboeken in het CBK die uit het Zweeds zijn vertaald. Na 1950 wordt het ‘booming business’ met bijna 1300 titels. In het onvolprezen tijdschrift Literatuur zonder Leeftijd (zomer 1995) meer over Zweedse kinderboeken.
Veel invloed had het baanbrekende werk De eeuw van het kind van Ellen Key dat in 1903 verscheen: een pleidooi voor een wereld waarin kinderen zich kunnen ontplooien en gelukkig kunnen zijn. De Zweedse illustratrice Otilia Adelborg komt in 1902 op de Nederlandse markt met Klein-Jantje en de kinderen van Modderstad. De vrije bewerking is van Johanna Wildvanck. In 1907 verscheen al een 3e druk. Het is te bekijken op Het Geheugen van Nederland.
Hansje in ‘t bessenland met tekeningen van Elsa Beskow verschijnt in 1903 en is een topper waarvan verschillende edities uitkomen: met tekst in poëzie en proza, als groot prentenboek, kleine goedkope uitgave en als leporello. Het is als bladerboek bij KB te bekijken. Een ander populair prentenboek van Elsa Beskow is Olle’s sneeuwschoentocht, een sprookje over Koning Winter.
Er komen meer fraaie prentenboeken uit Zweden op de Nederlandse markt, waarbij de naam van de illustrator niet wordt vermeld. Voorbeelden zijn: In het elfenland uit het Zweedsch van Cólas Milreis (1902); Ons lente-boek, naar het Zweedsch door Joha W. Kerkmeijer-Bakker (1907); Een nieuwe dag, naar het Zweedsch van Anna Wahlenberg (1905).
Bij een van deze prentenboeken, ABC voor mijne kleinen door Mej. Marie Hildebrandt (1909), waarbij de oorspronkelijke taal onvermeld bleef, kon de herkomst achterhaald worden door een bordje op een afbeelding met ‘3 mil’ en een potje met ‘hall sylt’, hallon sylt is Zweeds voor frambozenjam. Marie Hildebrandt schreef ook de tekst voor Snip, Snap, Snor’s tooverpaard (1925). De illustrator was niet vermeld, maar doordat de platen werden herkend, konden de illustraties worden toegeschreven aan Maj Lindman-Jan.
Waarmee ik maar wil zeggen dat er nog veel meer werk van Zweedse illustratoren naamloos op de Nederlandse markt kan zijn gekomen.
Om veel kinderen te kunnen bereiken werden in Nederland goedkope reeksen gepubliceerd, waarin ook vertalingen en bewerkingen van Zweedse auteurs voor kinderen zoals de 19e eeuwse Zacharias Topelius (1818-1898) een plek kregen: Nelly vertaalde ze voor haar Volks-kinderbibliotheek, en in de serie ‘Rode boekjes’ (Boeken voor jongens en meisjes) van uitgeverij Hepkema verschenen zijn verhalen eveneens na 1900.
De grootste klapper in de eerste helft van de twintigste eeuw is Niels Holgersson’s wonderbare reis van Selma Lagerlöf . Het verscheen in 1911 en werd een internationaal beroemd klassiek kinderboek. Een bewerking als prentvertelling voor jongere kinderen met illustraties van Lars Klinting zag het licht in 1990, en in 2010 verscheen een nieuwe complete vertaling. Het verhaal is bij de meeste kinderen nu (helaas) vooral bekend als strip en animatieserie, met een volkomen uitgeklede inhoud.
In 1931 verscheen nog een geliefd kinderboek: De kinderen van de groote fjeld van Laura Fitinghoff. Het verscheen in Zweden al in 1907, en werd in 1930 verfilmd. Pas na dat succes werd een vertaling in het Nederlands uitgebracht. De 20e druk verscheen in 2007.
In het KB-dossier wordt Cornelis Vreeswijk de bekendste Nederlander in Zweden in de 20e eeuw genoemd. Daar is een veel betere vertegenwoordiger van de relatie Zweden-Nederland tegenover te stellen: illustrator Marit Törnqvist kan de verpersoonlijking van de relatie Zweden-Nederland worden genoemd. Ze groeide op in Zweden en Nederland, met haar Nederlandse moeder Rita Törnqvist-Verschuur die het werk van Astrid Lindgren vertaalde, en een Zweedse vader die aan de Universiteit van Amsterdam Scandinavische talen doceerde. Marit maakt prachtige illustraties, ook bij het werk van Astrid Lindgren, en ontwierp Junibacken: een kinderboekenmuseum waar de wereld uit het werk van Astrid Lindgren wordt opgeroepen.
Marit werd in 1996 Stockholmer van het jaar, en won verschillende Zweedse prijzen. Ook in Nederland werd haar werd bekroond: ze kreeg een Zilveren Griffel voor Een klein verhaal over Liefde, en in 2006 won ze een Gouden Penseel voor Pikkuhenki, geschreven door Toon Tellegen.