Mijnheer Winter is de eerste prent in een Nederlandstalige serie van 147 kinderprenten uitgegeven door Braun en Schneider te München onder de titel Munchener Platen. De prenten werden door H. van der Moolen te Geldern op de Nederlanse markt verspreid. Deze prent verscheen eerder als Herr Winter met nummer 5 in de Duitse serie. De houtgravures zijn van Moritz von Schwind (1804-1871) die tien jaar voor Braun & Schneider werkte en twaalf prenten tekende. De prent verbeeldt het verhaal van de -gepersonifieerde- winter. Mijnheer Winter, in Nederland beter bekend als Koning Winter, is nergens welkom: niet op het platteland en ook niet in de stad. Zelfs in de kersttijd, waarvoor hij toch het gewenste klimaat moet scheppen, leurt hij vergeefs met een versierde boom door de straten. Als de lente is geboren keert hij terug naar zijn rijk van sneeuw en ijs.
Kaspar Braun vestigde zich 1838 in München na zijn studie aan de kunstacademie en verblijf in Frankrijk, waar hij met de nieuwe techniek van houtgravure kennis gemaakt. Met Gönner Dessauer, die als financier op trad, stichtte hij een grafisch bedrijf dat hout-, staal-, en kopergravures leverde. De samenwerking bracht niet veel succes. Daarom trok Braun in 1843 een andere compagnon aan: Friedrich Schneider, die net zijn opleiding tot boekhandelaar had voltooid. De eerste prent over bokbier kwam in een oplage van 3500 exemplaren van de pers, maar het zou tot 1848 duren voor er daadwerkelijk met een reeks kinderprenten in houtgravure werd begonnen.
Omstreeks 1840 waren alle Duitse drukkers van centsprenten overgegaan op lithografie en met de groei van de productie nam de kritiek op de kwaliteit van de prenten toe. Op een enkele uitzondering na, werden centsprenten als slechte produkten gewaardeerd. De prenten kenmerkten zich dan ook meestal door de slechte kwaliteit van het papier, slechte druk en sordige kleuring. De ontwerpers waren meestal middelmatige tekenaars en het ontbrak veelal aan originaliteit in de keuze van onderwerpen. In Hamburg werd van kerkelijke zijde zelfs verklaard dat het hierbij om ontaarde kunst ging die, in dienst van een op winst beluste industrie, de goede smaak en zeden van het volk bedierf. Zowel de vorm als de inhoud van deze prenten was verwerpelijk. Ook in Nederland waren dit veelgehoorde klachten die de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen er in de 19e eeuw tweemaal toe bracht een serie verantwoorde kinderprenten uit te geven.
In de geest van de Verlichting stelden Braun en Schneider zich tot doel prenten te produceren die artistiek en inhoudelijk van hoog nivo waren en die niet alleen voor kinderen en de lagere volksklassen bestemd waren. Zij wilden voor een geringe prijs verantwoord leermateriaal bieden gericht op het informeren en ontwikkelen van de kopers. Op reeksen prenten werden onderwerpen behandeld als de geschiedenis van de kleding (op 125 prenten!), de wereld in plaatjes (46) en afbeeldingen uit de oudheid (24). Daarnaast was in de serie veel plaats ingeruimd voor komische en humoristische prenten. Hiervoor trokken zij geschoolde kunstenaars aan zoals Wilhelm Busch, Ernst Frölich en Lothar Meggendorfer die tientallen prenten voor het fonds leverden. In totaal hebben 138 kunstenaars 1230 verschillende prenten geleverd die in grote oplagen en regelmatig herdrukt op de markt kwamen. Tot aan 1898 kwam er eens in de veertien dagen een nieuwe prent uit. Hoewel de firma de medewerkers slecht betaalde, per houtblok 6 tot 12 mark, wilden jonge kunstenaars graag aan de Münchener Bilderbogen meewerken, omdat dit tot grote naamsbekendheid leidde. In tegenstelling tot vrijwel alle andere uitgevers mochten de artisten die voor Braun & Schneider werkten hun werk signeren, terwijl vaak ook de naam van de tekenaar op de prent werd gedrukt.
Niet alle prenten waren op deze wijze ontworpen. Ook Braun & Schneider gebruikten vooral in de eerste jaren voor hun prenten gravures die oorspronkelijk voor ander drukwerk waren gemaakt. Circa veertig ‘Allerlei’-bladen of macedoines werden met hergebruikte gravures gedrukt. Veel illustraties uit Fliegende Blätter een humoristisch tijdschrift dat Braun en Schneider in navolging van het Franse Charivari en het Engelse Punch uitgaven, werden van kortere teksten voorzien en als centsprent op de markt gebracht. Ook kochten de uitgevers van kunstenaars ontwerpen die al op andere wijze gepubliceerd waren. Zo verkocht de tekenaar Otto Speckter twaalf tekeningen voor de sprookjes van Grimm aan Braun en Schneider, hoewel hij de rechten al aan een Engelse firma had verkocht. Van de toen beroemde schilder Adolf Lier werden een aantal studies van landschappen en planten voor centsprenten over de Duitse bomen gebruikt.
De verkoop van de Münchener Bilderbogen gebeurde niet door colportage, maar via boek- en papierwinkels, waarmee B&S voor hun andere (luxe) drukwerk kontakt had. Ook daardoor werden de Münchener Bilderbogen hoger gewaardeerd dan de gebruikelijke volks- en kinderprenten. Nieuwe prenten werden meestal in de etalage van boekwinkels opgehangen om de (jonge) kopers te verleiden 6 Kreuzer van hun zakgeld daaraan te besteden. Deze prijs was ongeveer gelijk aan die voor een glas bier. Na invoering van de mark, kostte de ongekleurde prent 10, en de gekleurde 20 pfennig; een prijs die bijna dertig jaar lang, tot 1898 gelijk bleef. De produktiekosten uit deze periode zijn niet bekend, maar in 1909 bedroegen deze voor zwarte prenten 3 à 4 pfennig en voor gekleurde 7 bij een kleine oplage van 1000 exemplaren. Bij massaproduktie van meer dan 6000 ex liep de kostprijs terug tot 1 à 2 resp. 5 pfennig en steeg de winst voor de uitgever aanmerkelijk.
Vanaf 1857 werden de Münchener Bilderbogen in Nederland verkocht via de handelaar Van der Moolen te Geldern. In totaal zijn 147 prenten in het Nederlands uitgegeven maar het succes hiervan was niet erg groot. In verhouding tot de meeste kinderprenten waren de Münchener Bilderbogen duur, de Duitse humor van bijvoorbeeld Wilhelm Busch liet zich moeilijk in het Nederlands vertalen en daarbij was het verschijnsel van ‘artistieke kinderprenten met meerwaarde’ in Nederland onbekend. Wel is het zo dat enkele populaire onderwerpen van de Münchener Bilderbogen dankbaar door andere uitgevers werden gekopieerd en op de markt gebracht. In de reeksen van Meijer’s Prenten en Brepols' lithografische kinderprenten zijn illegale kopieën te vinden.
Literatuur: Oberbayerisch Archiv, Neunundneuziger Band, München: Historische Verein von Oberbayern, 1974.